donderdag 23 augustus 2012

Etappe 36

We zijn nu in O Pedrouzo. De laatste stop die we maken voordat we in Santiago zijn. De etappe van vandaag was goed te doen. 21 kilometer zonder al te veel stijgen en dalen. De dorpjes, vaak niet meer dan drie huizen en een kerk, zijn niet meer zo goed van elkaar te onderscheiden. Gelukkig komen we mensen tegen die in zijn voor een praatje. Een Portugese jongen is handtekeningen aan het verzamelen van iedereen die hij tegenkomt. Hij zingt zijn volkslied voor ons en vraagt ons het Nederlandse volkslied ten gehore te brengen. Hij heeft daarna vast spijt als wij knalvals het Wilhelmus inzetten.
Daarna lopen we een klein stukje met twee Duitse docenten. We eten een broodje met ze en vervolgen daarna met zijn tweetjes onze tocht.

In een van de stadjes wenst een computerstem ons een Buen Camino. Een reclamestunt van een albergue in de buurt. We kunnen een ander stel medepelgrims alleen maar lachend aankijken. Kitch.

Als we in O Pedrouzo zijn staat er al een enorme rij voor de gemeentelijke albergue. We besluiten door te lopen. De volgende albergue is nog zo goed als leeg maar al helemaal volgeboekt. We winden ons er een beetje over op en er zit niets anders op om door te lopen. Eeen goede keuze, de albergue waar we nu zijn is prachtig, schoon, ruime bedden en vol pelgrimsspirit. Ze doen niet aan reserveringen en verdelen de bedden op volgorde van binnenkomst. In hun douche wil je wonen, de beste douche van de hele camino.

In het dorpje, eigenlijk meer een lange autoweg, komen we een van de Nederlandse meisjes weer tegen. Na het eten lopen we ook de Amerikaanse Katie weer tegen het lijf. We spreken af om wat te drinken met haar en Neil en Mary als we allemaal in Santiago zijn. Een mooie afsluiting, zo denken wij!

Etappe 35

De laatste lange etappe van onze camino staat ons bij het opstaan te wachten. 27 kilometer naar Ribadiba de Baixo. Bij onze eerste stop ontmoeten we twee Nederlandse caminovrienden en we praten een tijdje. Bij het weggaan komen we Britta tegen, een Duits meisje die we al eerder ontmoet hadden in Navarette. We lopen een stuk samen op en zijn binnen no time in Melide. Daar drinken we wat. Wij gaan daarna boodschappen doen en Britta loopt door.

Wij vervolgen even later ook onze weg door een heuvelachtig landschap. Als we een Duitse bar zien waar onze Nederlandse vrienden zitten besluiten we daar te pauzeren. Even later komt ook Britta ons nog even gezelschap houden.

We lopen daarna door naar onze stopplaats. De afdaling naar het dorp is heel steil en we zijn blij dat onze albergue aan het begin van het dorp staat.

De albergue is prachtig: kleine bungalows met bedden en een heel fijn riviertje waar we een voetbad nemen.
Er is een keuken, maar geen pannen. Gelukkig mogen we voor een euro gebruik maken van de keuken van de concurrerende albergue. Eindelijk weer camino-spirit.

Noor wordt ruw opgeschrikt uit haar slaap als er een aantal mensen besluiten om twee uur 's nachts te vertrekken. Nergens voor nodig en vervelend. Wij zijn blij dat wij niet zo gehaast zijn.

Etappe 34

We moeten vandaag 25 kilometer lopen van Portarín naar Palas de Rei. Het weer is drukkend, wat het wandelen wat zwaarder maakt. Gelukkig slagen we erin ons minder te ergeren aan de Sarria-pelgrims. Ze zij ook inderdaad wat gekalmeerd en lopen wat rustiger. Op sommige stukken komen we zelfs bijna niemand tegen. De camino gaat nog steeds door bossen met af en toe een klim of een steile afdaling.

Bij aankomst in Palas de Rei staat er een enorme rij voor de herberg van de Xunta (regering) van Galicië, waar we ons bij aansluiten. We raken aan de praat met twee Tsjechen, die ons goede clubs in Praag aanraden. We worden als de opengaat opgeschrikt door gehuil. Een vijftienjarig Koreaans meisje ontdekt dat haar moeder al 30 kilometer is doorgelopen. Het meisje kan niet meer en stort in. We zien haar later toch vertrekken en we hebben medelijden met haar. Welke moeder doet nu zoiets?

We eten wat in een bar in het dorp en gaan vroeg naar bed. Het is nog lang lawaaiig in de albergue. We missen de pelgrims-spirit toch wel een beetje.

maandag 20 augustus 2012

Etappe 33

Toen we gisteren zaten te eten probeerden we aan de voorbijlopende pelgrims te zien hoe lang ze al aan het lopen waren. Pelgrims die langer onderweg zijn hebben witte voeten en bruine benen. Toch konden we niet goed inschatten wie de nieuwelingen waren.

Dat was vandaag wel anders. Bij de eerste gele pijl stond een rij van pelgrims die hiermee op de foto moest, een paar kilometer later werden de eerste reserveringen (bah!) voor de albergue 20 kilometer verderop telefonisch gemaakt en in het eerste dorpje stempelde men in elke bar (drie) het credencial. Ondanks ons voornemen ons niet druk te maken werkte dit toch een beetje op onze (en vooral Noor's ;-) ) zenuwen.
Er komt, hoezeer je het ook probeert tegen te houden, een soort arrogantie in je naar boven en je gaat onderscheid maken tussen de 'echte' pelgrims en de 'toeristen'. We spreken elkaar steeds streng toe om dit een beetje proberen tegen te gaan. Desalniettemin kan Noor het niet laten om bij het stempelen trots de credencials helemaal uit te spreiden. (Een 'toerist' maakt een verbaasde opmerking. Yes!)

Hoogtepunt van de dag is het paaltje waarop staat dat het nog honderd kilometer naar Santiago is. Dit is toch iets waar wij nu vijf weken naar toe gewerkt hebben, maar ook de 'toeristen' fotograferen trots de mijlpaal van elf afgelegde kilometers. Maargoed, iets met pelgrims-spirit.

Als we Portomarín inlopen blijken de meeste albergues al vol te zijn. Of in ieder geval, volgereserveerd. En dat terwijl er acht zijn. Gelukkig vinden we nog een plaatsje in een albergue onder een café. Niet je-van-het, maar een bed is een bed. Er is een gemeentelijk zwembad waar we voor een eurotje kunnen afkoelen. We komen twee andere Nederlandse peregrina's tegen, die toegeven zich ook te hebben geërgerd. Een pak van Noor's hart.

Morgen zal het allemaal wel een stuk minder zijn, dan zijn we wat meer aan de drukte gewend en zijn zij misschien niet meer zo luidruchtig en nemen ze de omgeving en de stilte wat meer in zich op (gadver, wat klef). Want we menen het wel als we ze een 'buen camino' wensen. En als het niet went, dan is het nog maar vijf dagen lopen. Zaterdag zijn we in Santiago!

zondag 19 augustus 2012

Etappe 32

Als we 's ochtends uit Triacastela vertrekken is het nog donker. Er zijn twee routes naar Sarria, en wij besluiten de kortste, maar meest heuvelachtige route te nemen, via San Xil.

Na een paar kilometer beginnen we toch te twijfelen. De route komt niet overeen met onze kaart. We komen uit in een klein dorp en daar blijkt dat we de 'verkeerde' route hebben genomen. We gaan verder en komen na een prachtige route door een mysterieus bos in Samos, waar we een broodje eten en koffie drinken. Verderop staat een man te klungelen met zijn paard. Hij probeert hem de trailer in te dwingen met touwen, maar het paard is in de stress geschoten. Na drie kwartier biedt Noor maar aan te helpen en het lukt om zonder ingewikkelde touwen en zonder duwen en trekken het paardje braaf de trailer in te krijgen. (Gisteren was Noor al een beetje boos over de onnozele manier waarmee deze mannen met hun paarden omgingen; vandaag moest dit paard naar huis omdat het gevallen was en wonden op knieën en neus had. Sneu.)

Na de lunch vervolgt de camino haar weg eerst langs de autoweg en later voor de voetgangers door de corredeiros: bospaadjes die zo omgroeid zijn dat het bijna tunnels zijn. We passeren een aantal verlaten nederzettingen en komen na een tijdje tot de conclusie dat we wéér op een andere weg zitten dan geplanned. De dorpjes die überhaupt een naam hebben zijn niet te vinden op onze kaarten. Het is heel vervelend lopen op een weg die je niet 'kent', omdat je je niet kunt richten op een bepaald doel. We hopen dat achter elke heuvel of bos een dorpje met een colaatje is, maar het blijkt telkens niet zo te zijn. Op een gegeven moment zijn we volledig het spoor bijster. Het enige dat we kunnen doen is de gele pijlen volgen. Als we na een paar uur maar langs de kant van de weg gaan zitten, blijkt er een café honderd meter verderop te zijn. Daar komen we weer op de echte camino en is de tocht naar Sarria makkelijk.

Sarria ligt op 111 kilometer lopen van Santiago. Om de Compostela (certificaat voor het lopen van de camino; kan in Spanje op het cv worden gezet en verzoekt st. Jacob om het vergeven van de zonden) te behalen, moet men minstens 100 kilometer hebben gelopen. Hier vertrekken dus veel Spanjaarden. Vanaf nu wordt de camino een soort drukke avondvierdaagse (compleet met busreizen). We zijn benieuwd.

Etappe 31

Als we 's morgens om 6 uur opstaan merken we dat de helft van de slaapzaal heeft besloten om een uur eerder weg te gaan. Wij doen het rustig aan en ontbijten eerst in het dorpje.

Het eerste deel van de etappe gaat over de weg. Daarna moeten we een stuk klimmen naar de alto de San Roque. Daar staat een groot beeld van Sint Jacob. Na nog een korte maar steile klim kunnen we lunchen op de alto do Poio.

De route daarna gaat langzaam naar beneden maar wordt nergens heel steil. We drinken een cola in Viduedo en dalen dan af naar het gehucht Filloval. Daar komen we erachter dat Noor's portemonnee nog boven ligt. Matthijs gaat de 3 kilometer zonder bepakking weer omhoog om de portemonnee te halen. Gelukkig heeft iemand hem gevonden en bij de bar afgegeven. Helaas heeft de 'eerlijke vinder' zichzelf ook een vindersloon toegeëigend. Gelukkig zitten alle pasjes er nog wel in.

Als we aankomen in Triacastela kunnen we terecht in een leuke albergue die zo goed als leeg is. We snappen niet waarom iedereen zo vroeg op is gestaan als er nog gewoon plek is.

Als er twee Duitse meisjes binnen komen strompelen blijkt dat Matthijs niet de enige is die extra kilometers hebben gemaakt. Zij zijn fout gelopen en hebben 40 kilometer onder hun voeten. 's avonds eten we met hen en een aardige Brit. Ook boeken we een vlucht terug. We zijn er immers al bijna!

Etappe 30

We moeten de hoogte in. Onze stop is O Cebreiro, op ongeveer 1300 meter. We krijgen in de herberg eerst een lekker ontbijt, zodat we niet met lege maag op weg hoeven.

Tot Las Herrerías is de route zo goed als plat maar daarna is het uit met de pret. We moeten flink klimmen naar het plaatsje La Faba. We zijn het niet meer gewend en met rode koppen strompelen we het dorp binnen. Gelukkig kunnen we daar verkoeling vinden op een terrasje, waar we ook een Nederlands meisje tegenkomen. Zij was de dag er voor van plan om te stoppen maar het boeken van haar terugvlucht lukte niet. Dat beschouwde ze als een teken om toch maar door te gaan.

Als wij onze klim vervolgen worden we alleen gehinderd door een groep koeien die voor ons lopen. De uitzichten worden steeds mooier en bereiken hun letterlijke en figuurlijke hoogtepunt op de top van de berg, in O Cebreiro.

We scoren een plekje in de herberg en gaan na het douchen een biertje drinken in het miniscule dorpje (waar de lokale specialiteit overigens inktvis is. Wij wisten niet dat die beesten ook in de bergen leefden).
Als we terugkomen merken we dat Noor's iPhone weg is. Bellen geeft direct de voicemail, dus de telefoon is uitgezet. Duidelijk gestolen dus. Het lukt ons niet goed dit duidelijk te maken aan de hospitalero. Gelukkig slapen naast ons twee Spaanse meisjes die goed Engels spreken. Ze helpen ons vertalen, maar veel opleveren doet het helaas niet. We besluiten dan maar zo snel mogelijk aangifte te doen.

We dineren met brood, kaas en wijn. Simpel en lekker. Daarna bekijken we de zonsondergang en gaan naar bed. Morgen afdalen, brrr!

Etappe 29

Vandaag lopen we van Cacabelos naar het dorpje Vega de Valcarce. Het is een simpele wandeling van 25 kilometer. De eerste tien lopen we tussen de wijnvelden naar het plaatsje Villafranca del Bierzo. We passeren een aantal dode konijntjes, die midden op het pad met al hun ingewanden liggen uitgespreid. Een naar gezicht. Vast een vos geweest. Ze lijken wel de gele pijlen te vervangen.

In Villafranca drinken we koffie en eten we tostadas (geroosterd brood met jam). Daarna vervolgt de Camino zich langs een provinciale weg, die bijna niet meer gebruikt wordt sinds het aanleggen van een snelweg, die hoog boven ons zweeft, gebouwd op enorme pilaren. De wandeling is makkelijk en voor we het verwachten zien we onze eindbestemming al.

We slapen in een Braziliaanse herberg, waar ze typisch Braziliaans eten voorschotelen (wij krijgen de vegetarische variant). Er is ook een Nederlandse hospitalero, waarmee we een praatje maken. Ze heeft een paar jaar in Brazilië gewoond en de camino een paar keer gelopen.
Er slaapt deze nacht slechts één andere pelgrim in de herberg: Brecht, een Belg die op zijn racefiets naar Santiago gaat. Tijdens het eten kletsen we ook wat met hem. Hij twijfelt of hij in één keer door zal fietsen naar Santiago. Na het eten gaan we vrij snel slapen; de bedden zijn te zacht om er lang in wakker te blijven.

woensdag 15 augustus 2012

Etappe 28

De enige nacht dat we regen hebben op de camino moest ook wel de nacht zijn dat we buiten slapen. Gelukkig is er een afdak en hebben we veel dekens.

De etappe begint moeizaam. Weinig pijlen en allebei een beetje geblesseerd. Gelukkig doen de pijnstillers hun werk.
Sneller dan we verwachten lopen we Ponferrada binnen. Het is rustig op straat en bijna alles is nog dicht. Het zal wel vroeg zijn, denken we. Gelukkig vinden we een leuk koffietentje voor het broodnodige kopje koffie. Als we even later doorlopen is nog steeds bijna alles dicht. Dan beseffen we ineens dat het Maria-hemelvaart is. Een nationale feestdag in Spanje.

We lopen vervolgens door een aantal niet bijster interessante dorpjes, maar een mooie route. Alles is groen, een heel verschil met de dorre meseta. De lokale architectuur is leuk, maar niet zo succesvol. Veel van de huizen liggen in puin.

Als we bijna in Cacabelos zijn lopen we langs een kraampje waar we een fruitsalade krijgen aangeboden van een aardige Spanjaard, die geen Engels spreekt maar wel koningin Beatrix kent. Hij wijst ons ook op een eekhoorn die in de boom op een eikeltje knaagt. Schattig.

In het stadje slapen we naast de kerk in een soort tweepersoons berghutjes. Heel knus en we zijn blij dat we met zijn tweetjes zijn, zodat we niet met een vreemde in het hutje hoeven.

Als we vervolgens wat willen gaan eten, lopen we een Nederlander tegen het lijf die reclame maakt voor een albergue die drie kilometer verderop ligt. Hij laat vallen dat er daar vegetarisch gekookt wordt dus we balen een beetje. Gelukkig vinden we een restaurantje waar we een fijne pasta krijgen voorgezet.

dinsdag 14 augustus 2012

Etappe 27

Zo blij als we gisteren waren met de bergen, zo hard hebben wij ze vandaag vervloekt. Bij stijgen hoort namelijk over het algemeen ook dalen. Dalen is voor je benen een stuk zwaarder dan stijgen en vandaag waren de paden ook niet je van het. We kunnen wel stellen dat de bergen ons hebben gesloopt. Al geeft een albergue in strompelen (lopen was het niet meer te noemen) wel een extra goed gevoel.

De etappe was wel prachtig. We hebben geklommen tot ongeveer 1500 meter en hadden 's ochtends een prachtig uitzicht. Het dorpje Manjarín, waar we onze pauze hadden geplanned, blijkt te bestaan uit een groot aantal ruïnes en wederom een hippie-enclave, waar we een kopje koffie drinken in ruil voor een donativo. (iets wat je hier veel op de camino ziet: slapen, eten, drinken is gratis, maar als je iets kunt missen verzoeken ze je om een bijdrage te doen).
Ook passeerden we 'Cruz de Ferro'. Een groot ijzeren kruis met een grote berg steentjes er omheen. De steentjes worden daar neergelegd door pelgrims, die een kleine kiezel van huis of, in ons geval, het begin van de tocht meenemen. Het steentje 'loopt' dus een heel eind met je mee. Het idee is dat je samen met het steentje je zorgen of verdriet achterlaat bij de Cruz.

Naarmate we hoger klommen werd het steeds mistiger en op bepaalde stukken zagen we niet meer dan vijf meter voor ons. Het voetpad wordt onherbergzamer en rotsachtiger. Daardoor is het niet erg lekker lopen: je moet constant op je voeten letten en de juiste paadjes kiezen. Daar komt nog eens bij dat de afdaling behoorlijk steil was. Na 14 van dit soort kilometers zijn we gebroken.

Het oude dorpje is dan wel weer een meevaller. Er is een Romeinse brug en smalle straatjes met 'herenhuizen' (volgens het boekje). De albergue heeft een grote veranda waar ook stapelbedden op staan. We mogen kiezen, en gaan natuurlijk voor het buiten slapen. De middag bestaat uit gekreun en geklaag om onze voeten. Inmiddels zit we wel weer een beetje leven in.

We eten weer eens een pelgrimsmenu, deze keer een meevaller met originele gerechten, waarvan ook een aantal zonder vlees! Lekker. We hebben wat extra dekens geregeld voor de nacht en kruipen er zo vast in.

Etappe 26

Vandaag zijn we eindelijk van de meseta verlost! Een simpele wandeling van 22 km brengt ons aan de voet van de Montes de León, in het plaatsje Rabanal del Camino. Het is heerlijk om niet meer de hele dag langs een provinciale weg te hoeven lopen met telkens hetzelfde uitzicht.

We slapen in de herberg van de Engelse jacobsvereniging, the Confraternity of st. James. Er is een Nederlandse hospitalero. Als we noemen dat we onze kleren willen wassen en per ongeluk het woord 'bedbugs' laten vallen schieten ze allemaal in paniek. Hoewel we de grootste voorzorgsmaatregelen hebben genomen om géén bedwantsen meer in het merendeel van onze bepakking te krijgen, staan ze erop dat we alles nog een keer gaan ontsmetten. Totaal overbodig, aangezien we onze tassen altijd in dichte vuilniszakken hebben gehouden en de inhoud van de tas ook in plastic zakjes hebben verdeeld. We wilden alleen het ene zakje dat in aanraking was gekomen met de bedden wassen. Maar goed, het is ren heel gedoe, maar we werken mee. Als we haar erop wijzen dat de kans dat andere pelgrims bedbugs mee naar binnen nemen groter is, wil ze er niets van horen. Griezelverhalen, zegt ze. Niet ons probleem dan.

Wel een geweldig mooie herberg! Een enorme tuin waar we in de middag lekker kunnen ontspannen. Om vijf uur is het tijd voor de gezamenlijke thee met een mariakaakje. Het blijft natuurlijk een Britse herberg. We kletsen wat met wat Japanners uit Tokio en Osaka. We lachen als ze vertellen dat Osaka 200 miljoen inwoners heeft, en dat vergelijken met Nederland. Ze zijn zelf ook verbaasd.

We koken en praten nog wat met een Bulgaars stelletje. Zij hebben ver gelopen (37 kilometer) en zijn blij dat ons morgen een minder zware etappe te wachten staat.

zondag 12 augustus 2012

Etappe 25

De langste etappe tot nu toe staat ons vandaag te wachten. 28 kilometer maar liefst. We staan vroeg op en lopen in een ruk door naar Puente de Orbigo, waar we koffie en toast naar binnen werken. We hebben uitzicht op de grote brug die toegang geeft tot het stadje. De legende vertelt dat de brug door edelen bewaakt werd en dat zij elke ridder die de brug over moest uitdaagden voor een duel.
De camino leidt ons door kleine dorpjes en eindelijk een levendiger gebied, met bomen en heuvels. De wandeling wordt hierdoor interessanter en makkelijker. We stoppen voor een broodje in een dorp waar het orgel van de kerk is aangesloten op luidsprekers. We genieten tijdens het eten dus van een krakend orgel.

Er wachten ons nog 12 kilometer met pas na 8 kilometer een dorpje. Het is weer warm aan het worden en de beschutting wordt wat minder. Gelukkig hebben een paar hippies een kleine enclave opgericht waar ze turbo-biologische producten uitdelen. Heel fijn en bijzonder. De opperhippie heet ons bij aankomst welkom in 'het paradijs'.

Na de turbo-limo is de rest van de etappe een eitje. We stoppen nog even om ons tegoed te doen aan wat kapitalistische lekkernijen en lopen daarna door tot Astorga. Het stadje heeft een mooie kathedraal die vanuit de verte al te zien is.
We settelen in een prachtige albergue die van elk gemak voorzien is en kijken 's middags naar de basketbalfinale van de olympische spelen met een aantal gepassioneerde spanjaarden.

Etappe 24

Wederom een saaie meseta-etappe. Eerst de stad uit (waar we de laatste dronken mensen de kroeg uit zien kruipen) en daarna weer uitgestrekte velden. We beginnen te begrijpen waarom de meseta door veel pelgrims wordt overgeslagen. Onderweg hebben we een kort gesprekje met een Italiaans meisje dat sinds de tweede dag zonder haar reisgenoot loopt omdat ze te snel liep.

Wij lopen rustig door naar een saai dorp met een prima herberg. Vooral de bedden zijn erg fijn. Morgen lopen we 28 kilometer, snel slapen dus!

Etappe 23

De camino brengt ons vandaag in León, de laatste grote stad voor Santiago! De 27 kilometer lange wandeling voert vooral door lelijke voorsteden langs de doorgaande weg. Dit maakt het lopen wel gemakkelijker en we vorderen snel.

Aangekomen in León blijkt de gemeentelijke herberg gesloten (die vervloekte bedwantsenplaag is de schuldige; de albergue wordt grondig ontdaan van alles dat leeft). We slapen daarom in een pension met uitzicht op het Plaza Mayor en de gotische kathedraal van León.

We bezoeken de kathedraal en zijn onder de indruk van het glas in lood. Aan de linkerkant van de kerk beeldt het glas in lood de personen uitthet oude testament uit. Deze kant krijgt weinig licht, symboliserend dat deze personen Jezus' licht nooit hebben gekend. De lichtere rechterkant geeft het nieuwe testament en Jezus' leven weer. De hele kerk is een machtig geheel barstend van symboliek. Hoewel we over het algemeen verontwaardigd zijn over het feit dat we als pelgrims moeten betalen om een kerk binnen te gaan, was deze kerk zijn 5 euro meer dan waard.

s Avonds eten we traditioneel pizza (het is tenslotte donderdag), drinken we bier en gaan we naar een cocktailbar. León is een studentenstad met tal van leuke barretjes en leven op straat.

We nemen een rustdag en verhuizen naar het nonnenklooster van Santa Maria, waar we opbiechten dat we bedwantsen hebben. We worden gelijk apart genomen door een anti-bedbug team dat ons voor een schamele 16 euro grondig ontsmet. We moeten al onze bezittingen in vuilniszakken doen die ze eerst 3 uur in de volle zon zetten zodat de temperatuur binnenin stijgt. Bedwantsen overleven temperaturen van boven de 55 graden niet. Ook spuiten ze een grote hoeveelheid chemisch spul in de zakken. We krijgen schone leenkleren aangeboden. Daarna wordt alles heet gewassen en gedroogd. Er zal geen bedbugje meer in leven zijn.

Ter preventie van een volgende besmetting verpakken we onze rugzakken en kleding nu allemaal in zakken, waardoor er geen wantsen meer bij kunnen. Vooral de rugzakken moeten vrij blijven omdat die moeilijk schoon te krijgen zijn.

Het geluk is eindelijk weer met ons want achter ons staat een pelgrimerende dokter die toevallig Engels spreekt en het verhaal hoort. Zij wil wel naar de uitslag kijken en medicijnen voorschrijven. We halen ze gelijk die middag op. Het voelt goed om bedbug-vrij te zijn.

We lopen Neil en Mary tegen het lijf die meteen roepen dat we er zo fris uitzien. We drinken wat met ze en hebben het over vooroordelen over Amerikanen en Nederlanders.

We eten 's avond in een kitsch Amerikaanse burgerjoint, compleet met milkshakes en (veggie)burgers. Niet echt de pelgrims-spirit maar wel erg lekker.

We moeten deze nacht voor het eerst gescheiden slapen van de nonnen. Alleen als je getrouwd bent zijn er tweepersoonskamers beschikbaar. Bijzonder.

Etappe 22

De etappe die ons wacht is saai. Het enige opwekkende wat gebeurt is dat wij onze in onbruik geraakte wandelstokken kunnen weggeven aan een moeilijk lopende Duitser.

Op ons eindpunt wacht ons echter een nare verassing. De bulten waarvan we dachten dat het muggenbulten waren, blijken bedwants (bedbugs) te zijn. De nachtmerrie van elke pelgrim. De kleine beestjes nestellen zich in je kleren, tas en beddengoed en blijven dus bijten en zijn moeilijk te bestrijden. Noor reageert heftig op de beten en haar rug, armen en gezicht zitten vol met bulten.
Een Britse vrouw heeft ze ook en raadt ons medicijnen aan en maakt ons ongerust met horrorverhalen over de kleine verraders. We gaan met een ongemakkelijk gevoel slapen. Noor heeft gelukkig haar Harry Potter luisterboek mee om de jeuk te negeren en wat makkelijker in slaap te komen.

Etappe 21

We hadden gerekend op ontbijt van de herberg, maar als wij om half zeven buiten staan is alles nog potdicht. Gelukkig hebben we nog wat voorverpakte chocolade-croissantjes.

De camino heeft vanaf nu meerdere routes. Wij nemen per ongeluk de 'verkeerde' weg, die uiteindelijk prachtig blijkt. Hij voert ons langs een aantal aardige dorpjes. In San Nicolas bemachtigen we dan toch nog ons dagelijkse caffeïneshot en kijken we naar het Spaanse journaal (inmiddels kunnen we dat al redelijk volgen).

Daarna lopen we door naar het middelgrote stadje Sahagún. We eten wat in een café, waar de Olympische Spelen op tv zijn. We blijven veel te lang zitten kijken en vergeten bovendien onze watervoorraad bij te vullen. Als we weer op weg gaan is het snikheet. Bercianos del Camino Real, onze eindbestemming ligt 10 lange kilometers (zonder drinkwater) verderop.

De laatste meters strompelen we het wederom dode, lemen dorp binnen. We worden ontvangen in een warme parochiale herberg door een vrolijke Spaanse priester, die ons limonade aanbiedt. Hij legt ons uit dat de herberg erg gericht is op het samenzijn van pelgrims en dat we dus samen koken en eten. We moeten allemaal een ingrediënt meenemen voor een enorme ensalada mixta.

's Middags is er een musical encounter, waarbij er gezongen en gepraat wordt. Daarna is er tijd om te rusten en gaan wij een biertje drinken in het plaatselijke café, waar de boeren uit de hele omgeving bij elkaar zijn gekomen om domino te spelen. De aardige barman geeft ons wat tapas.

Voor het eten is er nog een pelgrimsmis, waarbij wij de Spaanse woorden in het Engels voorlezen aan de buitenlandse pelgrims. We kennen allebei de katholieke rituelen niet, wat leidt tot een beetje een ongemakkelijke situatie. Gelukkig kan de priester erom lachen. Als hij het over de 'spiritu sanctum' (heilige geest) heeft, wappert hij met zijn handen om een vlieg weg te jagen. Hij kan er zelf ook om lachen.

Daarna is de gezamenlijke maaltijd. Er is een enórme pan sla bij elkaar verzameld. Het hoofdgerecht in een Spaanse aardappelsoep. We laten het ons allemaal smaken. Het Koreaanse gezin dat we al vaker tegen kwamen kijkt heel verbaasd als iedereen zijn aardappels begint te prakken, maar doen daarna enthousiast mee. Behalve de vader des huizes drinkt geen van allen wijn. Vaders laat het zich echte goed smaken en drinkt meerdere glazen. Ze leren ons 'eet smakelijk' in het Koreaans zeggen (nu al vergeten). Noor is de enige aan tafel die het goed kan uitspreken!

Na het eten raken we in gesprek met wat Deense pelgrims die zoveel mogelijk buiten slapen. Er is ook een heel mager Zwitsers meisje bij, twee Franse Oliviers en nog een Frans meisje. Met z'n allen delen we een fles wijn terwijl we met alle pelgrims uit de herberg naar de zonsondergang kijken. Twee hospitalero's spelen gitaar en zingen liedjes, terwijl onze Koreaanse vriend met grote tevredenheid nogaar eens een fles wijn aan zijn lippen zet. Geweldige man. Constante glimlach.

Als we voor het slapengaan nog evrn buiten zitten komt één van de Koreanen, Jung Kim, met haar camera aanzetten. Ze heeft ons herkent op één van haar foto's en belooft hem te mailen. Veel indrukken op een dag. Welterusten.

Etappe 20

Vandaag wordt ons pas echt duidelijk wat de uitdaging van de meseta is. Vanuit Carrión de los Condes is het 17 kilometer naar het volgende teken van leven. Het landschap is een uitgestrekte vlakte met akkers en omgeploegde aarde. Af en toe is er een klein oasetje gecreëerd met bankjes en schaduw. Maar buiten dat komen we eigenlijk niets tegen.

De eerste 10 kilometer zijn goed te lopen: we zijn nog fris en houden de moed erin. Maar dan pakt de meseta je. Je gaat in je hoofd uitrekenen hoe ver je nog moet lopen en dat valt altijd tegen. Het is inmiddels warm en er komen een aantal lichte heuvels die ons het uitzicht ontnemen. Elke keer dat we over de heuvel lopen valt het weer tegen: wéér geen dorpje. Enige lichtpuntje: halverwege staat er een práchtige steeneik waar wij niet voorbij kunnen lopen zonder er even onder te zitten voor een broodje en water.

Uiteindelijk doemt Calzadilla de la Cueza dan toch plotseling op. Het ligt in een klein dalletje, waardoor het pas zichtbaar is als je de eerste straat binnenloopt. Bij de enige bar doen we ons tegoed aan een groot glas cola en een schaal olijven. Daarna lopen we nog 6 kilometer door naar Lédigos, waar veel pelgrims stoppen. Wij besluiten nog 3 kilometer door te lopen naar Terradillos de los Templarios (mooie naam!).

Het reisgidsje beschrijft de dorpjes als een 'lemen treurnis' en niets is minder waar. De huisjes zijn simpel en grauw, en het is dood op straat. Er zijn geen voorzieningen naast de herberg.

De herberg is dan wel weer een oase in de treurnis, met een mooie tuin (groen gras! Wanneer zagen we dat voor het laatst?) en een stuk of negen kittens. Er is een klein winkeltje met een chagrijnige medewerkster waar we kaas, brood en wijn kopen voor het avondeten. We slapen in mooie stapelbedden met een aantal vriendelijke Spanjaarden op de kamer. 's Avonds spreken we nog even met de Franse Francesca en daarna kruipen we snel in bed.

maandag 6 augustus 2012

Etappe 19

We ontbijten met Neil en Mary in de herberg. Daarna beginnen we aan een gemakkelijke vlakke etappe van 19 kilometer langs het asfalt. Het is zondag en daardoor lijkt elk dorpje wat we passeren uitgestorven. We stoppen voor een broodje bij een soort hippie-herberg waar je kan slapen in een rioolpijp of een tipi. Typisch.

In Corrión de los Condes, ons eindpunt voor vandaag, staan 6 kerken. Buiten deze kerken is de rest van het dorp een beetje vergane glorie. Misschien komt dat doordat het zondag is en bijna alle winkels dicht zijn. We kopen kaarsjes en taartjes bij de banketbakkerij, want Noor is vandaag jarig!

Alle herbergen in de stad worden gerund door nonnen. Wij slapen bij de nonnen van het Santa Maria klooster. Ze zijn erg gastvrij, maken in de avond muziek voor ons en zingen oude pelgrimsliederen:

Nadie fue ayer,
Ni va hoy,
Ni irá mañana
Hacia Dios
Por este mismo camino
Que yo voy
Para cada hombre guarda
Un rayo nuevo de luz el sol
Y un camino virgen, Dios.

(Niemand ging gisteren, gaat vandaag of gaat morgen naar God op dezelfde weg als dat ik ga. Voor iedereen heeft de zon een nieuw licht, een maagdelijke weg, God.)

Tous les matins nous prenons le chemin,
Tous les matins nous allons plus loin.
Jour après jour, st. Jacques nous appelle,
C'est la voix de Compostelle.

Ultreïa! Ultreïa!
E sus eia
Deus adjuva nos!

Chemin de terre et chemin de Foi,
Voie millénaire de l'Europe,
La voie lactée de Charlemagne,
C'est le chemin de tous mes jacquets.

Ultreïa! Ultreïa!
E sus eia
Deus adjuva nos!

Et tout là-bas au bout du continent,
Messiee Jacques nous attend,
Depuis toujours son sourire fixe,
Le soleil qui meurt au Finistere.

De vertaling van Ultreïa is moeilijk, omdat er eigenlijk geen goed Nederlands woord voor is. Het is de traditionele pelgrimsgroet, zoals we nu buen camino zeggen. Ultreïa! (Voorwaarts/ga door/naar voren) en het antwoord was dan: E sus eïa! (En omhoog/naar de hemel/etc) Deus adjuva nos! (God begeleid ons!)

Etappe 18

Vrijdagochtend, als we na een ontbijt de albergue willen verlaten, blijken Matthijs' schoenen te zijn gestolen. De dader heeft heel vriendelijk zijn eigen paar Meindl's laten staan maar helaas zijn ze een maat te klein. De hospitalero (een man met een grote baard en paardenstaart) helpt ons goed, biedt nog een paar van zijn eigen schoenen aan (helaas te klein) en wijst ons uiteindelijk de bus naar Burgos. De bus gaat maar één keer per dag.

In Burgos vinden we vrij snel nieuwe schoenen. De verkoper is ontzettend behulpzaam, ondanks het feit dat hij geen woord Engels spreekt. Hij vraagt ons een foto te maken als we Santiago gehaald hebben en aan hem op te sturen.
Omdat we toch in Burgos zijn besluiten we nog een keer bij Gaia vega te eten. Zo hep elk nadeel ze voordeel.

Terug in Castrojeriz heeft de Hospitalero een bed voor ons vrijgehouden. We komen de in Viana ontmoete Katy uit Colorado weer tegen en sluiten met haar de dag af met een paar biertjes op een fijn terras.

De volgende dag kunnen we mét schoenen vertrekken. De etappe start met een flinke heuvel waar we de adem weer even verliezen (uit vorm!) maar de rest van de etappe is plat. De Meseta is nu echt begonnen.
Het platte landschap gaat ons gemakkelijk af. We maken snel kilometers en Matthijs' nieuwe schoenen lopen goed.
Het enige obstakel is een kudde schapen die ons tegemoet komen. Na een lunch in een prachtige tuin zijn de resterende kilometers een peulenschil.

In het stadje Fromísta lopen we Neil en Mary weer tegen het lijf. Zij raden ons een prachtige herberg aan waar ze zelf ook overnachten. We sluiten de zaterdagavond traditioneel af met bier en pizza.

donderdag 2 augustus 2012

Etappe 17

De tweede Mesetadag ging ons goed af. Het begin van de etappe was vals plat, waardoor we te snel begonnen en na een half uur al in het zweet liepen. Daarna was het echter een gemakkelijke tien kilometer naar Hontanas. Het dorpje was knus en we baalden een beetje dat we hier niet overnacht hadden.

Na een korte stop restte ons nog eens tien kilometer. Onderweg kwamen we een Spaanse man tegen die de camino liep met zijn uitermate brave paard (ernaast dus). Hij vertelde ons dat hij alleen op het paard (als echte pelgrim gewapend met een jacobsschelp) ging zitten als hij zelf echt niet meer kon. Het paard had het volgens de man zonder hem op zijn rug al zwaar genoeg.

Onderweg komen we langs de ruïnes van San Antón, waar de weg onderdoor gaat. Tussen de muren is een simpele herberg gebouwd. De hospitalero verwelkomt ons met zelfgemaakte limonade en pruimen. Het is alleen nog te vroeg voor ons om te stoppen, dus lopen we door.

Castrojeriz, onze eindbestemming is een vrij groot dorp dat (wederom) leeft van de camino. De gele pijlen leiden ons zo'n twee kilometer om langs de campings, café's en albergues. We settlen in een gezellige gemeentelijke herberg. Er is geen keuken dus we eten brood met kaas en tomaten als diner. De jengelende katten om ons heen eten mee. (Er stonden gewoon bakjes met brokjes voor ze klaar, maar het hartverscheurende gejank konden we niet weerstaan). We praten wat met een Canadese vrouw, die de camino nu voor de zesde keer loopt. Het werkt blijkbaar verslavend.

Etappe 16

We beginnen vandaag aan de 'Meseta', de Spaanse woestijn. Meseta betekent hoogvlakte. Iedereen op de camino noemt de Meseta een psychologische uitdaging omdat het landschap uitgestrekt en leeg is. Na elke heuvel denk je dat je er bent, maar vaak wacht er nog een heuvel. En dat voor 8 dagen. Veel pelgrims kiezen er voor om de bus naar Léon te nemen en de Meseta over te slaan. Wij gaan de uitdaging aan.

Het eerste deel van de etappe leidt ons door de buitenwijken van Burgos. Na een laatste voorstad begint de Meseta. Het waait er, dus onze eerste Meseta-ervaring valt ons alles mee. We zijn nu in Hornillos del Camino, een kleine oase in de leegte, met een gemeentelijke herberg, een op de camino ingestelde alimentacion en eem bar, waar we zo dadelijk met
'ze german' een salade gaan eten. Aardige man van middelbare leeftijd die de camino nu voor de derde keer over raced (40 km per dag).

Etappe 15

Vandaag wacht ons een gemakkelijke maar redelijk saaie wandeling naar Burgos. Ons reisgidsje huilt over het bereiken van een grote stad waar niemand de pelgrim zou begrijpen. We worden gelukkig gered van de 'vreselijke buitenwijken' doordat een man ons een weg langs het water en in de schaduw wijst, parallel aan de camino.

Omdat we een toeristische rustdag willen nemen en je in een albergue maar één nacht mag blijven, besluiten we een goedkoop hotel te boeken. We betalen voor een tweepersoonskamer maar we krijgen een eenpersoonskamer waar haastig een veldbed is bijgezet. Ons Spaans is niet goed genoeg om hier wat van te zeggen. 's Avonds doen we ons tegoed aan wijn en pizza in het centrum van Burgos. Een geslaagde avond.

De volgende dag slapen we uit en verkassen we onze spullen naar een kerkelijke albergue. Onderweg wenst een meisje dat net kan praten ons een 'bwen caminjo'. Enorm dottig!

Een aardige hospitalero helpt ons het verblijf zo aangenaam mogelijk te maken. Ze wijst ons de leukste plaza's van de stad, waar we later bier en churros drinkeneten.
Daarna bekijken we de prachtige kathedraal en eten we in het enige vegetarische restaurant in de wijde omgeving. Een genot voor onze smaakpapillen en eindelijk kunnen we alles van de kaart kiezen (de kaart was in het Spaans, dus we moesten blind kiezen). We hebben deze maaltijd (vier gangen voor 10 euro!) uitgeroepen tot beste maaltijd op de camino tot nu toe. Zalug!


Etappe 14

De etappe start mistig. Dit geeft een extra mysterieus tintje aan de route door het bos. Geweldig mooi.
De eerste twaalf kilometer moeten we klimmen tot een hoogte van 1200 meter en dalen daarna af naar een klooster in San Juan de Ortega. We willen hier een broodje eten, maar de bar heeft alleen koekjes. Ook goed.

Na ons tegoed te hebben gedaan aan een rol mariakaakjes vervolgen we onze weg en kunnen we gelukkig nog een broodje scoren bij een heel aardig Spaans stel, die vlak voor de siësta een omelet voor ons willen bakken.

Vanaf daar is het een kippeneindje naar Atapuerca, waar we slapen in een zeer minimalistische Albergue. Een soort houten hut met een paar bedden die ook de zeer toepasselijke naam 'La Hutte' draagt.
Atapuerca is een dorp van niks, maar is een beetje op de kaart gezet door opgravingen die aantonen dat er een miljoen jaar geleden al menselijke aanwezigheid in Europa was.

's Avonds eten we in het enige restaurant wat het dorp rijk is, waar ze (wederom) nog nooit van vegetarische gerechten gehoord hebben. Het diner bestaat uit koude asperges met een kwak mayo en een enorm bord pasta met alleen tomatensaus. Genieten dus... We gaan onszelf nu in slaap huilen.